Onder curatele gestelde onbekwaam om cassatieklachten aan te voeren.

De onder curatele gestelde is onbekwaam om een pensioenverweer (art. 1:153 BW) te voeren zonder toestemming van de curator, en kan daarover dan ook geen cassatieklachten aanvoeren.

Onbegrijpelijke uitleg memorie van grieven.

In de memorie van grieven valt de grief die het hof daarin heeft gelezen niet terug te vinden. Onbegrijpelijke uitleg memorie van grieven door het hof. Ook onbegrijpelijk oordeel dat geïntimeerde is ingegaan op een grief.

Afzien van meedelen in de executie-opbrengst en vernietiging in hoger beroep bij gewijzigde omstandigheden.

Een schuldeiser mag afzien van het meedelen in de executie-opbrengst, en heeft daarvoor geen instemming nodig van de schuldenaar of zijn medeschuldeisers. Als de vernietiging van een vonnis in hoger beroep berust op gewijzigde omstandigheden, moet de rechter in hoger beroep nagaan of de rechter in eerste aanleg ten tijde van zijn vonnis terecht tot zijn beslissing is gekomen.

Geen gelegenheid tot betwisting stellingen.

Een stelling kan niet worden aangemerkt als onbetwist en daarmee vaststaand, als de andere partij geen gelegenheid heeft gehad om daarop te reageren.

Overschrijding grenzen van de rechtsstrijd.

Overschrijding grenzen van de rechtsstrijd door vordering af te wijzen op grond die door partijen niet naar voren is gebracht.

Een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging kan bij vordering worden gedaan.

Een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis kan ook bij incidentele vordering in de vernietigingsprocedure worden gedaan. Als de tenuitvoerlegging al is voltooid, bestaat er geen belang meer bij een vordering tot schorsing daarvan. Partijen moet ook in een incident de gelegenheid worden geboden om een mondelinge behandeling te vragen.

Bewijsvermoeden van artikel 7:218 lid 2 BW ziet ook op bestaan van tekortkoming als oorzaak van schade aan het gehuurde.

Het bewijsvermoeden van artikel 7:218 lid 2 BW heeft niet alleen betrekking op het causaal verband tussen de tekortkoming en de schade aan het gehuurde, maar ziet ook op het tekortschieten van de huurder.

Hoge Raad komt terug van Fafianie-uitspraak (ECLI:NL:HR:2012:BU8514) over verhouding tussen devolutieve werking en gezag van gewijsde.

In een geval waarin een vordering in reconventie is ingesteld op dezelfde grondslag als waarop in conventie een verweer is gevoerd, dient dit verweer in het hoger beroep van de uitspraak in conventie ten gunste van de geïntimeerde opnieuw te worden beoordeeld indien de grieven van de appellant tegen de afwijzing van de vordering in conventie daartoe aanleiding geven en het verweer niet is prijsgegeven, ook al is de geïntimeerde tegen de afwijzing van de vordering in reconventie niet in (incidenteel) hoger beroep gegaan. Wel kan de appellant, indien de afwijzing van de vordering in reconventie berust op een beslissing over de grondslag van het verweer in conventie (de rechtsbetrekking in geschil), het gezag van gewijsde van die beslissing tegen het verweer inroepen.

Stelplicht en bewijslast bij toepassing van artikel 7:268 lid 3, aanhef en onder b, BW (voortzetting huur) rusten op verhuurder.

Indien op de voet van artikel 7:268 lid 2 BW wordt gevorderd de huurovereenkomst voort te zetten, rusten de stelplicht en de bewijslast van de omstandigheid dat eiser vanuit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur, op de verhuurder.

Bevoegdheid op grond van artikel 8, punt 1, Verordening Brussel I-bis; vermoeden van beslissende invloed in het mededingingsrecht?

Het is onduidelijk of het in het materiële mededingingsrecht aanvaarde vermoeden van beslissende invloed ook moet worden gehanteerd bij de beoordeling van de bevoegdheid van de rechter op grond van artikel 8, punt 1, Verordening Brussel I-bis, en zo ja, welke toets de rechter in dat kader moet aanleggen. Prejudiciële vragen aan het HvJ EU.